Webinar Het stelsel van milieuprestatie, een vooruitblik op 2025

2025 wordt een belangrijk jaar voor de bouwsector. Minister De Jonge heeft aangekondigd dat er stappen worden ondernomen om volgend jaar de eis aan de milieuprestatie voor nieuw te bouwen woningen en kantoren aan te scherpen, een eis aan de milieuprestatie in te voeren voor gebouwen die momenteel niet met een MPG-eis zijn belast en de methode te wijzigen waarmee de milieuprestatie wordt berekend. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met nieuwe Europese regelgeving en richtlijnen die van invloed zullen zijn op het stelsel van milieuprestatie en de uiteindelijke milieukwaliteit van onze bouwwerken. Voor het Lente-akkoord voldoende reden om een vooruitblik op 2025 te werpen. Wat is de routekaart naar 2025? Hoe kan de bouwsector zich op deze wijzigingen voorbereiden? Waar staan we in 2025?

Deze vragen stelde Sander Woertman, programmaleider van het Lente-akkoord 2.0, aan het ministerie van BZK en aan Stichting NMD tijdens de webinar ‘NMD vooruitblik: rekenmethode en data in ontwikkeling’. Jos Verlinden van het ministerie van BZK gaf aan dat 2025 een versnelling is in het ontwikkelingsproces van de regelgeving omtrent milieuprestatie. De kern van het voorstel is een vervroegde aanscherping van de milieuprestatie voor woningen en kantoren. “De voorgangers van minister De Jonge hebben een halvering van de milieuprestatie beloofd in 2030. Daarna is een toezegging gedaan om te bekijken of de halvering al in 2025 kan worden gerealiseerd. Het voorstel zoals het er nu ligt is bedoeld om die halvering al in 2025 te realiseren.”

Grenswaarde milieuprestatie

De nu voorgestelde eis aan de milieuprestatie laat echter geen halvering zien. Voor woningen is de huidige grenswaarde 0,8, die zou naar 0,5 gaan, terwijl in het voorstel een grenswaarde van 1,0 wordt genoemd. Voor kantoren is de huidige grenswaarde 1,0, die zou naar 0,85 gaan, maar het voorstel is om vanaf 2025 een grenswaarde van 1,55 aan te houden. Toch gaat het om een halvering van de milieuprestatie. De nieuwe grenswaarden zijn gekoppeld aan de beoogde herziening van de Bepalingsmethode. Deze herziening (met als kern de aanwijzing van set A2 van EN-15804 ter vaststelling van de milieukwaliteit van bouwproducten en de update van de weegfactoren waarmee de milieuprestatie in een getal kan worden omgezet) is op zichzelf al verantwoordelijk voor een halvering van de milieuprestatie.

Internetconsulatie

Tijdens de Internetconsultatie van begin dit jaar over de wijzigingen in de regelgeving en de Bepalingsmethode deed met name de aanwijzing van set A2 veel stof opwaaien, aldus Sander Woertman. Ook Jos Verlinden constateerde dat de herziening van de Bepalingsmethode flinke discussie heeft opgeleverd. “Er waren veel reacties tijdens de internetconsultatie. Ook in de Tweede Kamer zijn tijdens de debatten met onze minister vragen hierover gesteld. De minister heeft geantwoord dat hij de zorgen hierover serieus neemt en ze zal verwerken in het voorstel dat hij eind mei aan de Kamer wil aanbieden.

Overige wijzigingen

Naast de aanscherping van de milieuprestatie bevat het wijzigingspakket nog andere maatregelen. Voor gebouwfuncties waarvoor op dit moment geen eis aan de milieuprestatie geldt, zal bij nieuwbouw een grenswaarde in de bouwregelgeving worden opgenomen. “Voor de nieuwbouw is dan bijna de gehele gebouwvoorraad afgedekt met een eis aan de milieuprestatie.” Woningen met een kleine gebruiksoppervlakte en kantoren met een groot verliesoppervlakte van de buitenschil worden op dit moment relatief zwaar belast. Aan kleine woningen en niet-compacte kantoren zal een aparte, minder zware eis aan de milieuprestatie worden gesteld. Voor gebouwen met meerdere gebruiksfuncties wordt een formule opgesteld om de milieuprestatie van zo’n combinatiegebouw te berekenen. Daarnaast wordt nu in de bouwregelgeving vastgelegd welke delen van een gebouw moeten worden meegenomen in de berekening van de milieuprestatie.

Samenhang met Europa: EPBD

Hoe past dit in Europa? Volgens Jos Verlinden zijn er zijn twee ontwikkelingen die van belang zijn. De ene ontwikkeling vindt plaats binnen de Verordening Bouwproducten en andere binnen de richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen. De richtlijn staat ook bekend als de EPBD, Energy Performance of Buildings Directive. Jos Verlinden: “De richtlijn energieprestatie vraagt om een ‘whole life carbon berekening’. Het is een berekening van de CO₂-emissies over de gehele levenscyclus van een gebouw, waarbij zowel de CO₂-emissies van het gebouwgebonden energiegebruik als die van het materiaalgebruik van het gebouw moeten worden meegenomen.” De Europese Commissie wil eerst de verplichting invoeren om de berekening te maken en in een latere fase (mogelijk in 2030) zo nodig een eis aan de maximale uitstoot stellen. Volgens Jos Verlinden past deze ontwikkeling prima in het Nederlandse beleid: “Het geeft een instrument waarmee je direct kan sturen om de klimaatambities te realiseren en het biedt de ontwerpers van een gebouw meer ruimte om de energie- en klimaatmaatregelen te optimaliseren vanuit kostenefficiency”.

Samenhang met Europa: Verordening Bouwproducten

In het kader van de Verordening Bouwproducten wil de Europese Commissie verplicht stellen dat een bouwproduct wordt voorzien van een rapportage over de milieueffecten van het product. Deze verplichting zal gefaseerd worden ingevoerd. Volgens Jos Verlinden sluit de verplichting goed aan bij het Nederlandse stelsel van milieuprestatie. De rekenmethode die de Europese Commissie hiervoor wil aanwijzen is dezelfde methode die aan het Nederlandse stelsel van milieuprestatie ten grondslag ligt. Maar op dit moment lopen de Nederlandse en de Europese systematiek niet synchroon. De herziening van de Bepalingsmethode Milieuprestatie is hierbij van belang. “Met de herziening van Bepalingsmethode Milieuprestatie willen we op dezelfde lijn komen als die van Europa. Dan zijn wij beter in staat om de milieuverklaringen op te nemen die uit Europa komen.” De herziening van de Bepalingsmethode zal het mogelijk maken de NMD te vullen met aanzienlijk meer bouwproducten dan tot nu toe.

Naar 2025

Hoe het proces verder zal verlopen is moeilijk te duiden. De reacties van de internetconsultaties worden verwerkt. De minister zal eind mei met een definitief voorstel komen. Vervolgens is de politiek aan zet. Dit wordt de voorhangprocedure genoemd. Hoe de Tweede Kamer omgaat met de wijzigingsvoorstellen is niet te voorspellen. Jos Verlinden gaat ervanuit dat de wijzigingen per 1 juli 2025 kunnen worden ingevoerd als het proces in de voorhangprocedure geen noemenswaardige vertraging oploopt.

Bijdrage bouwsector

Een belangrijke factor in het verloop van het proces is de houding van de bouwsector. Jos Verlinden is van mening dat de bouwsector positief staat tegenover wijzigingen die tot een duurzame bouw leiden. Als voorbeeld noemt hij de ‘Praktijktoets duurzame bouw’ die op initiatief van de Bond van Nederlandse Architecten in het leven is geroepen. In de Praktijktoets onderzoeken vertegenwoordigers uit allerlei delen van de bouwketen met elkaar wat de effecten zijn als verschillende wetten en regels op het gebied van duurzaam bouwen worden aangescherpt. Ook onderzoeken zij hoe zij het beste daarop kunnen inspelen. Volgens Jos Verlinden is het toe te juichen dat de bouwbranche hierin zelf actie onderneemt.

Klik hier voor de presentatie van Jos Verlinden.

Kijkje in de keuken

Een kijkje in de keuken van de bouwsector werd gegeven door Edwin Lokkerbol, voorzitter van de Vereniging Nederlands Kalkzandsteenplatform (VNK) en door Dorien van de Weele, duurzaamheidsmanager van Wienerberger.

Kalkzandsteen

De brancheorganisatie VNK is qua leden niet groot, maar wel relevant. In 45% van alle nieuwbouwhuizen wordt kalkzandsteen verwerkt. Edwin Lokkerbol geeft aan dat klimaatneutraal bouwen voor de kalkzandsteensector een bijzondere uitdaging is, maar dat de sector er niet voor wegloopt. “We willen als industrie de stip op de horizon zo ambitieus mogelijk maken.” De sector is onder andere druk aan de slag gegaan met de elektrificatie van het productieproces en met de circulariteit van het kalkzandsteenproduct. Met een Friese omgevingsdienst heeft de VNK overeenstemming bereikt om de afvalstatus te beëindigen. Gescheiden aangeleverd kalkzandsteenpuin wordt sinds eind vorig jaar door de omgevingsdienst FUMO aangemerkt als grondstof. Verder heeft de VNK zich ervoor ingezet om de individuele producenten te stimuleren in de ontwikkeling van categorie-1 milieuverklaringen. De VNK meent dat daarmee invulling kan worden gegeven aan de aanscherping van de milieuprestatie. De kalkzandsteenindustrie wil duurzaamheid een belangrijke plaats in het eigen productieproces geven, maar acht Europese harmonisatie daarbij van groot belang. “Het helpt als het Europese speelveld zo snel mogelijk wordt ontwikkeld.”

Klik hier voor de presentatie van Edwin Lokkerbol.

Keramische bouwmaterialen

Wienerberger is een wereldwijd opererend concern en staat van oudsher bekend als producent van keramische bouwmaterialen als dakpannen en bakstenen. Tegenwoordig maakt Wienerberger ook andere producten als bijvoorbeeld het Leadax circulaire platdaksysteem en het Wevolt energiedak. Dorien van Weele merkt dat milieuprestatie steeds belangrijker wordt. “Steeds vaker krijgen we de vraag waar we met de MKI over twee jaar staan. Wat denk je te kunnen verbeteren? Dat is voor ons een extra stimulans om na te denken over dingen die wij kunnen doen.” Inmiddels heeft Wienerberger 140 milieuverklaringen gepubliceerd. Dorien van Weele weet dat het een hele klus is om al die milieuverklaringen up-to-date te houden. Maar ze meent dat het de moeite waard is. Het biedt het bedrijf de mogelijkheid om op een transparante wijze met de markt te communiceren. “We krijgen ook zelf meer inzicht in de milieuprestatie van onze eigen producten en onze fabrieken. Het levert intern goede discussies op als een vergelijkbaar product door meerdere fabrieken wordt gemaakt en er een verschil in de MKI optreedt. De planmanagers gaan dan aan elkaar vragen hoe dat kan.” Daarmee wordt dan weer een verbeterproces in gang gezet. Wienerberger is voortdurend bezig met productinnovatie. Voorbeelden daarvan zijn de EcoBrick en de ClickBrick. De EcoBrick is een smallere en lichtere steen met minder materiaalgebruik en een lagere CO₂-uitstoot.  De ClickBricksteen wordt met clips aan elkaar gebracht. Het ontbreken van metselspecie vermindert de CO₂-uitstoot van een bouwwerk aanzienlijk.

Klik hier voor de presentatie van Dorien van der Weele.

Stichting NMD

Dat de markt zelf aan de slag gaat met verduurzaming vindt Jan-Willem Groot, directeur van Stichting NMD, zeer belangrijk. Daarom loopt er een traject om het gebruik van het stelsel te monitoren. “Voor de overheid en ook ons is het belangrijk om te weten wat er in de markt gebeurt, niet alleen qua gebruik van het stelsel en het gebruik van de data, maar ook hoe de berekeningen worden gemaakt en wat de uitkomsten ervan zijn.” Uiteindelijk gaat erom, zo stelt Jan-Willem Groot, dat we duurzamer bouwen. Daarom moeten we de milieudruk van onze bouwwerken niet alleen in de berekening maar ook daadwerkelijk verbeteren.

Doorwerking stelsel

Heel veel partijen zijn bij het stelsel van milieuprestatie betrokken. Leveranciers en fabrikanten leveren data aan waarmee anderen een bouwwerk ontwerpen en realiseren. In het midden zit de NMD met de database en de rekentool. Jan-Willem Groot ziet dat de doorwerking van het stelsel van milieuprestatie al manifest is. De uitkomsten van de berekening van de milieuprestatie worden gebruikt voor de omgevingsvergunning, bij aanbestedingen, bij subsidies als de MIA-Vamil-regeling, bij de kwalificatie duurzaam vastgoed en bij kwaliteitsborging.

Witte Vlekkenproject en Versnellingsactie

De aanwezigheid van goede en voldoende milieudata is daarbij van groot belang. De NMD is de afgelopen jaren druk bezig geweest het aantal milieuverklaringen te vergroten en de bestaande milieuverklaringen te updaten. In samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de NMD twee subsidieregelingen opgezet: het Witte Vlekkenproject en de Versnellingsactie.

Het Witte Vlekkenproject heeft een groot aantal nieuwe milieuverklaringen in categorie-1 opgeleverd op het gebied van biobased materialen, installaties, energiedragers, aluminium materialen, innovaties en sloopmaterialen. Er is goed gebruik gemaakt van de regeling. Alleen voor installaties en biobased materialen zijn er nog subsidiemogelijkheden. De Versnellingsactie is bedoeld om de eigenaren van milieuverklaringen en basisprofielen te stimuleren hun data te updaten en in overeenstemming te brengen met set A2 van de EN-15804. Dit betekent dat de milieudata in overeenstemming wordt gebracht met de 19 indicatoren van set A2. Tot nu toe heeft 80% van de houders van milieuverklaringen en basisprofielen meegedaan.

De Viewer, die bedoeld is om bedrijven te inspireren hun producten in de NMD op te nemen en die een beeld geeft van de inhoud van de NMD, toont nu 3635 actieve producten. In afgelopen 12 maanden zijn 874 producten aan de database toegevoegd.

Bijdrage marktpartijen

Het is een ‘tour de force’ meldt Jan-Willem Groot.  Maar optimistisch is hij wel. Hij constateert dat de NMD een versnelde groei doormaakt. “Daar hebben wij de markt hard bij nodig!” Natuurlijk in de eerste plaats door de leveranciers te vragen nieuwe milieuverklaringen aan te leveren en bestaande data te updaten, maar ook door de andere marktpartijen te vragen de data te gebruiken in de ontwikkeling en de realisatie van bouwwerken. Jan -Willem Groot vraagt daarom alle partijen in de bouwsector om mee te helpen het stelsel te laten functioneren.

Klik hier voor de presentatie van Jan Willem Groot.