MKI van de bouw blijft stijgen bij business-as-usual

Het Economisch Instituut voor de Bouw en de Amsterdamse consultant Metabolic hebben vorig maand hun monitor van de stand van zaken van circulariteit in de bouw gepubliceerd onder de titel ‘Materiaalstromen in de bouw en infra’. Het rapport geeft inzicht in de materiaalstromen, de milieu-impact en CO₂-emissies in 2019. Op basis van deze monitor geven de opstellers een doorkijk naar 2030 en 2050.

donderdag 12 mei 2022

De monitor maakt duidelijk dat er een kloof is tussen de vraag naar materialen om te bouwen en het aanbod van materialen dat vrijkomt voor hergebruik en recycling. Voor het GWW bedraagt de kloof 35%, voor de B&U-sector bijna 80%. Deze kloof wordt in de toekomst kleiner, maar om in 2050 een 100% circulaire economie te bereiken moet er meer gebeuren.

De totale instroom van materialen in de bouw in 2019 bedroeg 44 Mton exclusief grond, ophoogzand en klei, terwijl er 19 Mton aan materialen vrijkwam bij sloop, renovatie en vervanging. Er werd 2,5 keer zoveel materiaal gevraagd als dat er vrijkwam. De opstellers van het rapport spreken over een theoretisch gat tussen vraag en aanbod. Het is een theoretisch gat omdat in de praktijk niet al het vrijkomende materiaal voor hergebruik of recycling kan worden gebruikt. De kloof tussen de vraag naar materiaal en het aanbod van het betreffende materiaal uit een secundaire bron is in de praktijk dus groter.
Het onderzoek gaat gedetailleerd in op de materiaalstromen per sector (GWW en B&U). Op basis daarvan trekken de onderzoekers interessante conclusies:

  • De inkomende stroom aan materialen in de GWW is voor 55% afkomstig uit primaire bronnen en voor 45% uit secundaire bronnen
  • Vrijkomend materiaal in de GWW wordt voor 98% opnieuw gebruikt en voornamelijk gerecycled
  • In 2019 kon bijna 80% van het gevraagde asfalt worden ingevuld met secundair materiaal, terwijl dat percentage voor kunststof slechts 15% was
  • Ruim 85% van de materialen in de B&U betreft primaire grondstoffen.
  • Beton is veruit de grootste stroom in de B&U-sector. De vraag naar beton is 5,5 keer groter dan het (theoretische) aanbod. Bij isolatiematerialen is de kloof nog groter; de vraag is 6,5 keer groter dan het aanbod. Daarentegen komt er meer kalkzandsteen vrij dan er wordt gevraagd. De vrijgekomen kalkzandsteen verdwijnt als granulaat naar de GWW.

Het onderzoek beperkt zich niet tot een massabalans. Ook de milieu-impact van de materiaalstromen wordt berekend. De monitor geeft inzicht in de MKI van de materiaalstromen en berekent de ingebedde CO₂-emissies (emissies binnen een LCA-studie en die optreden tijdens de productie-, bouw-, onderhouds- en afvalfase en voorziene recycling en hergebruik; niet de emissies ten gevolge van het gebruik van het product). De onderzoekers hebben daarvoor gebruik gemaakt van de categorie 3 data van de Nationale Milieudatabase. Voor de B&U wordt over 2019 een totale MKI berekend van 1,2 miljard euro. De CO₂-uitstoot bedroeg 10,2 Mton. Voor de GWW zijn de cijfers respectievelijk 470 miljoen euro en 4060 kton. De grootste milieu-impact is gerelateerd aan de verduurzaming van woningen, wegen, niet-asfalt-verhardingen, bij nieuwbouw van bedrijfsruimten en seriële woningbouw. Deze bouwwerken zijn verantwoordelijk voor tweederde van de totale MKI in 2019. Met name de verduurzaming van de woningbouw (PV-panelen, warmtepompen en WKO’s, isolatiematerialen) heeft een relatief groot aandeel in de milieu-impact.

De doorkijk naar 2030 en 2050 geeft het beeld dat de theoretische kloof tussen vraag en aanbod enigszins kleiner wordt in vergelijking met 2019. De opstellers van het rapport gaan ervan uit dat de vraag rond 2030 minder zal toenemen. Enerzijds liggen de prognoses van een afnemende bevolkingsgroei hieraan ten grondslag en anderzijds zijn we nu bezig met grote operaties als het oplossen van de woningnood en het vernieuwen en vervangen van wegen en kunstwerken die rond 2030 in een afrondende fase zullen komen. De prognoses gaan uit van ongewijzigd beleid en hebben geen rekening gehouden met technologische vernieuwingen die de milieu-impact van producten en processen kunnen verbeteren. Maar ook al wordt de kloof minder, de kloof wordt niet gedicht. Terwijl in 2019 het theoretisch verschil tussen vraag en aanbod in de GWW 35% bedroeg, zal dat in 2030 dalen naar bijna 27% en in 2050 naar 13%. Ook in de B&U-sector neemt deze kloof af. Het verschil daalt van factor 4,6 in 2019, naar 4,3 in 2030 en 3,0 in 2050. In de totale bouw stijgt de MKI van bijna 1,7 miljard euro in 2019 naar 1,8 miljard in 2030 en 2 miljard in 2050.

De opstellers van het rapport maken bij zowel de monitoring als bij de doorkijk een belangrijke kanttekening. De gepresenteerde cijfers kennen een aantal onzekerheden. De opstellers bemerkten dat de kwaliteit van bepaalde GWW-data, met name de data die afkomstig zijn van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BTG), ontoereikend en onvoldoende is. Ook geven zij aan dat hun doorkijk voor de totale MKI voor de toekomst veel gunstiger kan uitvallen. In de doorkijk is geen rekening gehouden met technologische ontwikkelingen, andere bouwwijzen en nieuw beleid op het gebied van milieu-impact en circulariteit. Deze aspecten kunnen een belangrijk effect hebben: “Wanneer bijvoorbeeld een jaarlijkse verbetering van de MKI per product van 1% kan worden gerealiseerd, zal de MKI in 2030 € 1,7 miljard bedragen in plaats van 1,8 miljard. In 2050 zal dit een MKI van € 1,5 miljard betekenen in plaats van € 2,0 miljard.”

De publicatie is te downloaden via de site van de EIB

Meer lezen:

Metabolic

EIB