De Stichting Bouwkwaliteit (SBK) en de advies- en ingenieursbureau’s Witteveen+Bos en LBP|SIGHT onderzoeken momenteel indicator(en) om circulariteit van een gebouw of bouwwerk prestatiegericht tot uitdrukking te kunnen brengen in projecten.
Voor het bepalen van de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken conform de LCA-systematiek, zijn in Nederland al regels en afspraken vastgelegd in de bepalingsmethode ‘Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken’. Rekeninstrumenten als DuboCalc en GPR rekenen conform deze afspraken en worden gevuld met LCA-data van materialen en producten uit de landelijke Nationale Milieudatabase. Het totale systeem is weergegeven in afbeelding 1.
Met het doorvoeren van de resultaten van het onderzoek grondstoffen efficiency is de bepalingsmethode per 1 januari 2019 gericht op het bepalen van de milieueffecten in relatie tot waardebehoud. De komende periode zullen waarderingen voor deze indicatoren vorm en inhoud moeten krijgen. Per 1 juli 2019 zijn tevens nieuwe rekenregels van kracht met betrekking tot de modulaire Milieu Kosten indicator (MKI) en MPG.
Het onderzoek richt zich dan ook vooral op:
- opties waarin het technische aspect van een circulair gebouw, of GWW-werk op basis van de bepalingsmethode als entiteit getalsmatig tot uitdrukking wordt gebracht en gewaardeerd;
- specifieke opties waarin termen de mate van gerecycled materiaal (in of aan de bepalingsmethode) prestatiegericht zijn geformuleerd;
- specifieke opties waarin termen als demontabiliteit/ontkoppelbaarheid (in of aan de bepalingsmethode) prestatiegericht kunnen worden geformuleerd;
Afbeelding 1 Het systeem, met zowel Europese als Nederlandse normen en richtlijnen, voor het bepalen van de Milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken.
Het project is in lijn met de Kabinetsreactie op de Transitieagenda Bouw om te komen tot een circulaire economie, waarin wordt aangegeven dat de huidige LCA-methodiek een goede basis is voor het bepalen van de milieuprestatie.
In dit traject worden de betrokken markt- en ketenpartijen geconsulteerd en betrokken bij het vaststellen van circulaire indicatoren, die verankerd zouden moeten worden in de Bepalingsmethode. Denk bijvoorbeeld aan de ‘mate van demontabelheid’ van een gebouw of kunstwerk en aan de ‘percentages her te gebruiken materiaal’.
Op basis van deze indicatoren wordt een beschrijving gegeven van de mate waarin de structuur van het systeem (zie afbeelding) anno 2019 dienstbaar is in het bepalen van de circulariteit van een gebouw of GWW-werk.
Tot slot wordt een rekenkundige vingeroefening gedaan met casusvoorbeelden van zowel gebouwen als GWW-werken waarbij de circulaire indicatoren worden berekend conform de beoogde circulaire aanpassingen van het systeem. Daarbij wordt gekeken naar welke grenswaarden wenselijk zijn per indicator, om optimaal bij te kunnen dragen aan een circulaire economie.