Koplopers als aanjagers voor duurzamere GWW-standaarden
Joost Fijneman is werkzaam bij CROW, het kennisinstituut CROW voor de GWW-sector. Hij is manager van twee programma’s: het programma duurzaamheid en het programma aanbesteden. De combinatie van de twee programma’s is niet toevallig. De aanbesteding heeft grote invloed op de milieukwaliteit van GWW-werken.
Opdrachtgevers die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben, nemen in de aanbesteding duurzaamheid op als gunningscriterium. Maar deze methode wordt vooral door koplopers toegepast. Voor het peloton aan GWW-opdrachtgevers is deze werkwijze lastig. In de aanloop van het NMD-congres ‘Bouwkwantiteit met milieukwaliteit’ spreken we met Joost Fijneman over de vraag hoe in de GWW het peloton kan aansluiten bij de koplopers.
CROW is een onafhankelijke kennisorganisatie die zich bezighoudt met vraagstukken in de infrastructuur, de openbare ruimte, verkeer en vervoer en werk & veiligheid. Aanbesteden en contracteren is een van de belangrijkste onderwerpen. CROW beheert het RAW-bestek, de standaard besteksystematiek in de Grond-, Weg- en Waterbouw-sector alsmede de UAV-GC. Maar daarnaast houdt CROW zich nadrukkelijk bezig met de duurzaamheid. CROW is uitvoerder van het programma ‘Duurzaam GWW 2030’, zoals beschreven in het ‘Manifest Duurzaam GWW 2030’. De ‘Aanpak Duurzaam GWW’ staat daarbij centraal.
De GWW-sector staat voor een aantal grote opgaven. Kan je een beeld schetsen van de omvang van de opgaven?
Ik heb geen cijfers paraat, maar de opgave voor de GWW-sector is enorm. De opgave om bij de 900.000 te bouwen woningen infrastructuur aan te leggen is eigenlijk peanuts in vergelijking met de andere opgaven waarvoor de GWW staat. Aan de woningen op uitleglocaties heb je niets als je geen infrastructurele voorzieningen treft. Maar de grote uitdagingen in de GWW zijn vooral de vervangings- en renovatie opgaven van kunstwerken als bruggen, viaducten en sluizen, het verbeteren van waterwerken als kademuren en dijken en niet te vergeten de binnenstedelijke herstructurering, waarin begrepen de renovatie van ons rioleringssysteem. Het gaat om veel voorzieningen die in de periode na de tweede wereldoorlog zijn aangelegd. Met name in de jaren ’60 en ’70 hebben we onze infrastructuur sterk uitgebreid en daardoor hebben we het nu over vele duizenden objecten die aan vervanging toe zijn. Maar de vervanging moet wel voldoen aan de eisen van deze tijd. Het moet wel duurzaam gebeuren.
Hoe staat het met de ambities om deze grote opgaven duurzaam in te vullen?
De doelstelling van het Rijk is om in 2030 de infrastructuur klimaatneutraal en circulair aan te leggen en te onderhouden, terwijl dit zoveel mogelijk emissieloos wordt uitgevoerd. De ambities op het gebied van duurzaamheid zijn vervat in een aantal belangrijke rijksprogramma’s, namelijk het programma ‘Klimaatneutrale en Circulaire Infraprojecten’ en het programma ‘Schoon en Emissieloos Bouwen’. Rijkswaterstaat en ProRail nemen deze programma’s geheel over, maar dan heb je nog maar een derde van de infrastructurele projecten afgedekt. Daarom moeten ook de decentrale overheden volgens deze programma’s gaan werken. De provincies hebben zich inmiddels erachter geschaard en ook de waterschappen willen op deze manier de projecten aansturen. De blinde vlek ligt echter bij de grote groep van zo’n 350 gemeenten. Binnen deze groep zijn er zeker een aantal gemeenten die tot de koplopers behoren. Maar de meeste gemeenten behoren tot het peloton die in de duurzaamheidsambities van de GWW-sector nog niet of niet geheel hebben omarmd.
Hoe komt dit? Is er bij de gemeenten een kennistekort, een ambitietekort, gebrek aan menskracht, zijn er tegenstrijdige belangen?
Het antwoord is vier keer ja. Vaak zijn de ambities er wel, maar is de vertaalslag naar de werkvloer onvoldoende. Capaciteitsproblemen spelen daarin een belangrijke rol. Als de werkdruk erg groot is, zegt men algauw dat alleen de hoogst noodzakelijke taken moeten worden uitgevoerd en vallen ’extra’ eisen op het gebied van duurzaamheid buiten de boot.
Zou het helpen om aan GWW-werken publiekrechtelijke eisen te stellen zoals de MPG dat doet voor bouwwerken?
Als het mogelijk is om een goed functionerend systeem van eisen op te stellen, zou het zeker helpen. Maar het is de vraag of dat mogelijk is. Vooralsnog wordt de milieukwaliteit in contracten geregeld. De gemeenten werken over het algemeen met het RAW-bestek in een traditionele bouworganisatievorm als opdrachtgever. In die gevallen vormt de Standaard RAW de minimale basis voor de kwaliteit en dus ook voor de milieukwaliteit. Wanneer het ontwerp en de uitvoering met elkaar geïntegreerd zijn, wordt de UAV-GC doorgaans toegepast. De uitwerking wordt minder gedetailleerd omschreven, maar eerder functioneel. Dat betekent wel dat je als opdrachtgever de kwaliteitseisen met verstand van zaken dient op te stellen.
Hoe effectief is het om gunningscriteria te stellen aan de MKI in het kader van de beste-kwaliteit-prijs-verhouding?
MKI als gunningcriterium kan heel effectief werken, maar het is op dit moment niet de generieke oplossing. Als we ons alleen richten op gunningscriteria om in projecten tot een lagere MKI te komen, gaan we de duurzaamheidsdoelstellingen waarschijnlijk niet halen. Ik vermoed namelijk dat maximaal 25% van de opdrachtgevende partijen in de GWW op dit moment in staat is om goed met deze systematiek te werken. Het is niet eenvoudig en het is arbeidsintensief. Als je de MKI als gunningscriterium wilt gebruiken, zul je zelf heel goed moeten begrijpen hoe de MKI werkt. Die expertise is er bij veel partijen nog niet.
Hoe komen we dan verder?
Op dit moment zijn er zeker een aantal koplopers onder de opdrachtgevers die met de duurzame gunningscriteria de markt op duurzame oplossingen kunnen uitdagen. Dat levert ook daadwerkelijk mooie, duurzame oplossingen op. De ervaringen van de koplopers gaan we structureel verzamelen en beoordelen. Via de Aanpak Duurzaam GWW stellen we deze oplossingen beschikbaar voor de groep onder de koplopers. Tegelijkertijd gebruiken we de resultaten om de standaarden, zoals de RAW, te verduurzamen. Het grote peloton wordt dan meegenomen in het gebruik van duurzame standaarden die in de praktijk realiseerbaar zijn.
Gaat het uiteindelijk lukken om Nederland in 2050 klimaatneutraal en circulair te maken?
Ja, ik geloof dat het gaat lukken. In 2050 hebben we het niet meer over een duurzame infrastructuur. Dat is dan normaal geworden. De zoektocht naar klimaatneutraal en circulair bouwen hebben we achter ons gelaten, omdat het de nieuwe werkelijkheid is.
Het NMD-symposium ‘Bouwkwantiteit mét milieukwaliteit’ wordt gehouden op 20 juni 2023 in Zoetermeer. Het aantal plaatsen is beperkt maar u kunt het ook online bijwonen.