Vijf vragen aan

Harm Verster

Stichting Nationale Milieudatabase (NMD) bestaat vijf jaar. De stichting is in 2020 opgericht, maar het werk aan milieudata voor de bouw gaat al veel langer terug: Stichting NMD is voortgekomen uit Stichting Bouwkwaliteit (SBK), die vanaf 2011 de basis legde voor het huidige stelsel. 

donderdag 6 november 2025

Vijf vragen aan

We hebben in de afgelopen 5 jaar veel bereikt en er is veel veranderd. We zijn flink gegroeid en er zijn grote stappen gemaakt om circulair bouwen een realiteit te kunnen maken. Zo komen we steeds dichter bij een duurzame leefomgeving. Voor ons en voor de toekomst.

Bij deze ontwikkelingen en de groei van Stichting NMD zijn er meerdere mensen nauw betrokken geweest. De komende 10 weken delen we de perspectieven van 10 van deze mensen door middel van een kort interview met 5 vaste vragen. Zo delen we 10 perspectieven op 5 jaar Stichting NMD.

Deze week stellen we vijf vragen aan Harm Verster.

Harm Verster is senior beleidsadviseur Europa bij Stichting NMD. De afgelopen jaren heeft hij zich ingezet om de positie van milieudata binnen de Europese context te versterken. Met een achtergrond in duurzame ontwikkeling en internationale samenwerking richt hij zich op de relaties tussen Europese regelgeving, nationale stelsels en de praktijk van milieuprestatie in de bouw.

Harm werkt vanuit de overtuiging dat heldere afspraken, transparante data en een goed fucntionerend stelsel essentieel zijn om de bouwsector toekomstbestendig te maken. In zijn rol binnen NMD verbindt hij Europese ontwikkelingen met de dagelijkse praktijk in Nederland en werkt hij aan een stevig fundament voor betrouwbare, sector breed toepasbare milieudata.

1. Hoe ben je voor het eerst in aanraking gekomen met Stichting NMD, en wat trok je daarin aan?

In 2009 begon ik bij Stichting Bouwkwaliteit (SBK), de organisatie waaruit sinds 2020 de Stichting Nationale Milieudatabase is voortgezet. SBK had de doelstelling kwaliteit en kwaliteitsborging in de Nederlandse bouwsector te stimuleren. Destijds lag de focus voornamelijk op het coördineren van een stelsel voor betrouwbare productinformatie, waarbij het stelsel van erkende kwaliteitsverklaringen van grote betekenis was.

Het erkende stelsel was vastgelegd in een tripartiete overeenkomst tussen SBK, de minister (toen VROM) en de Raad voor Accreditatie (RvA). Het in feite private stelsel kreeg hierdoor grote betekenis voor de bouwsector: de producenten konden een certificaat verkrijgen, afgegeven door een onafhankelijke certificerende instelling. Hiermee werd aangetoond dat een product bepaalde producteigenschappen of prestaties bezat.

De erkenning van het stelsel maakte ook dat deze certificaten door het bevoegd gezag, toen meestal Bouw en Woningtoezicht, geaccepteerd moesten worden als bewijsmiddel dat aan de eisen van het Bouwbesluit voldaan werd (voor zover deze relatie gelegd werd). Aandachtspunt hierbij waren Europese ontwikkelingen in regelgeving en het vermijden van conflicten.

Dat complexe spanningsveld heeft mij altijd zeer aangetrokken. Er waren veel initiatieven om kwaliteitsborging in de bouwsector te bevorderen, helaas niet altijd op elkaar afgestemd. Ook voor wat betreft het bepalen van de milieu-impact van het bouwen en van bouwwerken. Om hier eenduidigheid in te verkrijgen werd gezocht naar een onafhankelijke partij om de coördinatie hiervan op zich te nemen. Uiteindelijk viel de keuze op SBK, omdat de stichting hierin geen eigen belang had. Tegelijkertijd paste de coördinerende rol prima bij de overige activiteiten van SBK.

Ikzelf ben alleen betrokken geweest in de fase dat partijen bij elkaar kwamen en de Nationale Milieudatabase bij SBK ondergebracht werd, inclusief de vorming van de TIC (Technische Inhoudelijke Commissie) en de beleidscommissie (nu BMNL).

Met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in zicht heb ik in 2017 SBK verlaten en ben ik 7 jaar op het vlak van brandveiligheid actief geweest. Ook hier speelde de invloed van Europese regelgeving een belangrijke rol.

Met de voorbereiding op de nieuwe Construction Products Regulation (de huidige CPR 2024/3110) werden 2 zaken duidelijk:

  • milieuaspecten van bouwproducten krijgen in tegenstelling tot de CPR 305/2011 wel concrete invulling
  • de milieudata moet universeel beschikbaar worden voor afnemers

Dat laatste heb ik onder de aandacht gebracht van Jan-Willem Groot, directeur Stichting NMD, omdat de gevolgen voor een nationale milieudatabase onduidelijk waren, zowel qua kansen als bedreigingen. Uit het gesprek dat wij vervolgens hadden is vervolgens mijn toetreding tot de Stichting NMD voortgekomen.

2. Wat is in jouw ervaring het meest veranderd in jouw werk of in de sector in de afgelopen 5 jaar?

Als eerder aangegeven heb ik altijd een sterke focus gehad op de invloeden van het Europese speelveld op operationeel activiteitenniveau. In dit geval ligt er allereerst een grote uitdaging voor de industrie om de binnenkort verplichte milieuaspecten van hun producten vast te stellen en Europa-proof te communiceren. En dat blijkt een grote uitdaging gezien de aankomende verplichtingen en druk die het de industrie oplegt.

Maar ook de gebruikerskant van deze informatie moet aandacht krijgen. Welke informatie komt er beschikbaar afgezet tegen de behoeften, wat zijn de toepassingswensen? Naast het belang voor opdrachtgevers met een duurzaamheidsambitie moet je dan ook, makkelijker gezegd dan gedaan, de ontwerpers meekrijgen die het systeem daadwerkelijk gaan inzetten om duurzaam te ontwerpen.

Ik zie dat de verplichtingen en wensen, aanbod en vraag, steeds meer met elkaar in verband gebracht en afgestemd worden. Er worden veel disciplines in de bouwsector beter op elkaar aangesloten, al hebben we nog een lange weg te gaan voordat we eenduidigheid en efficiënte bruikbaarheid voor alle deelnemers een feit is.

Duurzame bouw staat niet alleen meer in Nederland (en andere nationale initiatieven) maar ook Europa breed op steeds meer agenda’s.

3. Welke verandering of ontwikkeling zou je graag nog zien?

In Europa ligt de focus voor nu voornamelijk op reductie van de CO2 uitstoot. Op zich een begrijpelijke keuze gezien de noodzaak voor beheersing van de klimaatverandering. Dit leidt al tot zeer intensieve en soms complexe technische discussies maar inmiddels heb ik voldoende voorbeelden voorbij zien komen dat een verbetering van een CO2 score niet altijd leidt tot een duurzamer product. Binnen het huidige Nederlandse stelsel hebben we daar wel al aandacht voor, maar ik zou hiervoor graag internationaal meer aandacht en voortgang voor willen zien.

Naar mijn verwachting zal, met name vanuit de nieuwe CPR, daar op termijn invulling aan gegeven worden. Ik maak mij zorgen dat een te smalle focus op louter CO2-reductie ertoe kan leiden dat andere milieueffecten een grotere negatieve impact kunnen hebben dan wat we met CO2 reductie winnen.

4. Waar ben je trots op dat je samen met Stichting NMD hebt bereikt?

Op dit moment ben ik pas anderhalf jaar officieel bij de Stichting NMD werkzaam en ik heb veel inzicht en waardering gekregen in hoe wij in Nederland een stelsel operationeel hebben voor verduurzaming van de gebouwde omgeving. Dat is niet mijn verdienste, maar van alle partijen die over hun eigen schaduw heen stappen en de kundige collega’s bij de Stichting NMD.

Alle valkuilen en knelpunten die we vanuit het Nederlands oogpunt voorbij zien komen heb ik binnen mijn Europese netwerk aangekaart en bespreekbaar gemaakt. Veel van deze signalen vanuit de Stichting NMD worden erkend en er wordt daadwerkelijk gewerkt aan verheldering en oplossingen. Hiermee is onze Europese zichtbaarheid en waardering aanzienlijk vergroot.

We mogen dus best trots zijn op hoe we het Nederlandse stelsel opgebouwd hebben en een plaats in de nationale regelgeving hebben kunnen geven.

5. Waar zie je Stichting NMD over 5 jaar?

Het einddoel is natuurlijk een duurzame gebouwde omgeving - zowel gebouwen als bouwwerken en hun aanpalende omgeving. Alleen nu vooral vanuit een nieuwbouw perspectief. Gelukkig groeit inmiddels ook al de aandacht voor bestaande bouw, denk daarbij ook aan verbouw en transformatie. Hier zie ik een relatie met andere regelgeving in ontwikkeling waarmee aansluiting gemaakt wordt, denk bijvoorbeeld aan WLC-GWP of de EPG. Milieu wordt ook steeds belangrijker in asset management waarvoor gedegen documentatie onontbeerlijk is; dit in lijn met actuele gebouwdossiers zoals ook vanuit Europa gestimuleerd worden.

Ik verwacht dat er in de toekomst ook een heldere relatie gelegd zal zijn met de Wkb (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen), zeker als het Wkb toepassingsgebied verder uitgebreid wordt. Aan de marktkant zullen opdrachtgevers, gebouw eigenaren en investeerders milieu steeds sterker geïntegreerd hebben in hun asset management en inkoop criteria - een ontwikkeling die nu al zichtbaar wordt. En daarvoor zal de Stichting NMD een belangrijk centraal informatie punt blijven door continu in te spelen op wijzigende behoeften uit markt en regelgeving.

Het fundament voor duurzame bouw